Het is lastig om vanuit een flexibele baan door te stromen naar een vaste baan. Dat blijkt uit nieuwe cijfers van het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS).
Het bureau meldt dat van de 771 duizend werknemers die in 2016 begonnen in een flexibele baan slechts 14 procent een jaar later een vaste baan had. De rest bleef flexibel werken, ging als zelfstandige aan de slag of had een jaar later zelfs helemaal geen werk.
Onder mensen die in 2010 begonnen aan een flexibele baan was de doorstroom naar een vaste baan ietsje makkelijker, zoals ook te zien is in de onderstaande grafiek. Van die mensen had 14,5 procent na een jaar een vaste baan.
In sommige sectoren is het makkelijker om vanuit een flexibele baan door te stromen naar een vaste baan. Zo hadden mensen in het onderwijs, delfstoffenwinning en energiewinning vaker een vast contract na een jaar dan mensen in de zakelijke dienstverlening.
En ook leeftijd speelt mee: mensen van middelbare leeftijd stromen vaker door naar vast werk. Wie een laag opleidingsniveau en een migratieachtergrond heeft, maakt daarentegen juist minder kans op een vast contract.
Wie echt veel waarde aan een vaste baan hecht, kan het beste in de provincie Utrecht naar een baan zoeken. Daar hadden werknemers in vergelijking met instromers in andere provincies vaker een vaste dienstverband. Waar in heel Nederland gemiddeld 14 procent van de mensen na een jaar een vaste baan had, lag dat percentage in Utrecht op 17 procent. In Limburg lag dat het laagst, op 12 procent. Volgens het CBS speelt het gemiddeld hoge opleidingsniveau in Utrecht mee.
Mensen die in 2016 in Drenthe begonnen aan een flexibele baan, hadden een relatief lage kans om een jaar daarna zonder werk en uitkering te zitten. Slechts 10 procent van hen kwam in die situatie terecht, tegen gemiddeld 12,9 procent in heel Nederland. Noord-Holland en Zeeland hadden de hoogste percentages: in die provincies had na een jaar 14 procent van de flexwerkers geen werk meer en ook geen uitkering.